Goede praktijk: "Ik heb samen met anderen, wel wat kunnen bewerkstelligen op het vlak van inclusie in de bredere cultuursector. Maar is dat een succes? Er is nog zoveel werk te doen! "
We spreken vandaag af in Kortrijk met Piet Devos
Dag Piet, zou je jezelf eens kunnen voorstellen?
Ik ben Piet Devos, 38 jaar. Oorspronkelijk kom ik uit Kortrijk, maar ik ben er zo’n 10 jaar weggeweest vanwege studies en werk. Ik ben volledig blind. Wat mijn studies betreft, ik heb eerst in Antwerpen de vertaalopleiding gevolgd: Frans – Spaans, met literair vertalen als specialisatie. Ik wou graag iets met literatuur doen. Ik ben toen ook op Erasmus gegaan naar Spanje. In 2006 studeerde ik in Leiden (Nederland). Daar specialiseerde ik mij in literatuurwetenschap, en meer bepaald Latijns-Amerikaanse poëzie. Dat boeide mij enorm.
Wat deed je na jouw studies?
Na mijn studies wilde ik graag een doctoraat behalen. Je moet een onderzoeksplaats krijgen om te kunnen starten. Ik solliciteerde in Groningen en kon in 2009 starten met mijn doctoraat in de moderne Romaanse letterkunde, meer specifiek poëzie. Ik deed onderzoek en mocht daarnaast een paar vakken doceren met mijn promotor. Toen hij daarna met pensioen ging, heb ik nog gedurende twee jaar al zijn vakken overgenomen. Dat waren vakken van de eerste bachelor tot en met de master. Dat was heel pittig maar ook wel leerzaam. Lesgeven vind ik nog altijd heel leuk. In Groningen had ik echter niet zoveel toekomst, aangezien de universiteit er sterk bespaarde. Ik vroeg in 2016 een beurs aan om postdoctoraal onderzoek te doen in Montreal. Deze kreeg ik en ik heb daar dan ook een jaar gezeten.
In 2017 keerde ik terug naar België en maakte ik de keuze om te gaan freelancen, tussen de academische wereld en de bredere culturele sector. Dat was een belangrijke keuze, gemaakt op basis van het feit dat de academische wereld slechts heel korte contracten aanbiedt en de werkdruk erg hoog is.
Ik geef nu lezingen en krijg opdrachten, bijvoorbeeld schrijfopdrachten. In het begin moest ik mijn weg hierin zoeken. Ik kwam net terug in Kortrijk, maar mijn netwerk in Nederland was groter. Mijn naam was hier nog niet zo bekend. Dat is beetje bij beetje wel gegroeid.
Dat netwerken, hoe heb je dat aangepakt?
Ik heb bewust een eigen website gebouwd. Dat is heel belangrijk zodat mensen je kunnen terugvinden. Ik geef ook lezingen - en wat ik vaak merk is dat van de ene lezing de andere komt.
Een ander fijn contact was Literatuur Vlaanderen, vroeger het Fonds voor de Letteren. Die doen aan belangenbehartiging rond literatuur en zijn ook de gesprekspartner van de Ministeries van Onderwijs en Cultuur. Ik zag hun campagne voor meer diversiteit in de literatuur. De diversiteit die ze voor ogen hadden, ging over meertaligheid en migratieachtergrond. Ze maakten een website ‘Elk verhaal telt’ maar er stond niets over handicap.
Ik mailde hen en kreeg een vriendelijke mail terug, maar zonder meer. Totdat ze mij op een gegeven moment uitnodigden om te spreken bij een groot event in de Koninklijke Vlaamse Schouwburg in Brussel. Dat heeft de bal aan het rollen gebracht in de literaire wereld.
Fijn om te horen dat jouw interventies impact hebben! Op welke projecten werk je momenteel?
Door Literatuur Vlaanderen werd ik bijvoorbeeld gevraagd om voor een termijn van vier jaar zitting te nemen in een commissie voor leesbevorderingsprojecten. Dat is onder andere om jongeren meer aan het lezen te krijgen. Ik zit daar vooral in vanwege mijn expertise rond beperking en inclusie. Als ik daar in 2023 wegga, zal er hopelijk een andere persoon met een handicap het van me overnemen. Je moet bij dat soort organisaties binnen geraken om thema’s rond handicap op de kaart te kunnen zetten, zo heb ik dat ook gedaan. Want het is niet dat ze niet willen, maar ze hebben de kennis gewoon niet in huis.
Wat ik nu doe is dus redelijk breed. In hoofdzaak blijf ik schrijver, ik schrijf dus heel wat artikelen. Dat zijn externe opdrachten. Ik schrijf ook voor vzw WIT.H hier in Kortrijk. Zij werken veel met kunstenaars met een beperking, maar altijd inclusief. Voor hen heb ik al vaak dingen gedaan, zoals een reeks video-interviews over prenataal screenen en de toekomst van handicap. Ik werk graag met hen samen.
Onlangs stelde een groot kunsttijdschrift voor om een serie te maken rond crip kunstenaars [nvdr: ‘crip’ is een soort geuzennaam voor gehandicapt/psychische kwetsbaarheid]. Ik werk samen met iemand die ook veel weet over handicap in beeldende kunst. Op die manier proberen we die thematiek onder de aandacht te brengen.
Daarnaast cureerde ik dit jaar een tentoonstelling in Brugge en Leuven over de geschiedenis van het blindenonderwijs. Die contacten zijn er gekomen door een eerdere lezing in het Fotomuseum in Antwerpen. Ik cureerde samen met de blinde beeldhouwster Tonia In den Kleef. Tonia en ik moesten bepalen welk verhaal we precies wilden vertellen, op welke manier, met welke hulpmiddelen,... . Het was mijn eerste keer als curator. Dat was een fijne samenwerking en zeer leerrijk. We hadden ook wel veel ondersteuning van de betrokken musea en scenografen. Op beide locaties waren ze heel opgezet met het resultaat, dus ik denk dat ze nog veel meer zouden willen doen.
Twee weken geleden was ik nog in gesprek met het Rijksmuseum van Amsterdam. Als je je verdiept in het onderwerp, dan is er zoveel te ontdekken. Als disability-onderzoeker beginnen ze me wel te vinden, want er zijn niet veel mensen aan het werk rond de geschiedenis en de beeldvorming van handicap. Dat netwerk begint ook vlot uit te breiden, evenals mijn netwerk met andere disability-onderzoekers.
Merk je een evolutie op vlak van die kunst en handicap?
Er is inderdaad veel aan het gebeuren op dat gebied. Het tijdschrift rekto:verso had in juni nog een volledig themanummer rond crip. Dat is een steengoed nummer geworden en baanbrekend voor ons taalgebied. Allemaal jonge denkers en kunstenaars die vanuit handicap met een frisse, nieuwe blik naar de kunstensector kijken. Kritisch over alle obstakels die er nog zijn op weg naar inclusie, maar ook zelfbewust over de creatieve mogelijkheden die handicap te bieden heeft. Wel, dat militante, dat durven denken vanuit handicap, dat is een heel nieuw geluid!
Al mijn werk draait om handicap en kunst, als je het wilt samenvatten. Zo maak ik nu voor Wit.h ook een podcasts rond kwetsbaarheid in literaire teksten.
Ben je erkend door de VDAB met een arbeidshandicap?
Ja, ik heb een uitkering van de FOD. Het probleem hier is dat hoe meer je verdient, hoe meer je uitkering daalt. Dan ga je er netto gezien niet echt op vooruit. Zeker in mijn sector. Ik geraak rond, maar ik heb geen kinderen en ik leef vrij goedkoop. Als ik een gezin moest onderhouden, dan was dat een heel ander verhaal.
De uitkering wordt elk jaar herzien afhankelijk van mijn inkomen. Dit jaar was een goed jaar voor mij, ik weet dus dat volgend jaar mijn uitkering heel wat gaat dalen. Als ik volgend jaar minder opdrachten heb, dan heb ik heel wat minder inkomen. Ik snap dat het zelfstandige statuut voor veel mensen met een handicap daarom niet haalbaar is, want je kan het maar moeilijk voorspellen. Daarbovenop word je als zelfstandige in mijn sector sowieso niet dik betaald. Als ik binnen een aantal jaren ga samenwonen met mijn vriendin in Nederland, ben ik sowieso mijn uitkering kwijt. Als dat freelancen mijn enige inkomen is, dan is dat een groot risico.
Jouw uitkering wisselt omwille van jouw statuut en inkomsten, als ik dat goed begrijp?
Ja, en het is vooral jammer dat er niet meer mogelijkheden zijn om uitkeringen te combineren met inkomsten uit werk als zelfstandige. Eigenlijk ben je relatief gezien ook wel meer tijd kwijt dan anderen met sommige zaken, dus daar dienen die uitkeringen ook voor.
Welke drempels ben je tegengekomen tijdens jouw zoektocht naar werk?
Het was in mijn geval niet zo dramatisch. In de academische wereld stonden ze wel echt open voor aanpassingen. Toen ik solliciteerde voor mijn doctoraat is de essentie je onderzoeksvoorstel. Ik vermeldde wel dat ik blind was, maar ik gebruikte het eerder als een sterkte en benadrukte de kracht ervan. Het geeft een verrijkend perspectief.
In Groningen vroegen ze wel wat ik nodig had als ze mij zouden aannemen. Zo konden ze bijvoorbeeld wel helpen met boeken scannen of digitale kopieën te voorzien. Als ik aan mijn literatuur geraak, kan ik gewoon zelfstandig werken. Dat is geen issue geweest.
In de praktijk heb ik veel hulp gehad van mede-promovendi die bijvoorbeeld meeliepen naar de bibliotheek. Dit zijn eigenlijk ook vrienden geworden. Ik heb daar een zeer inclusieve arbeidstijd gehad. De druk was wel groot. ‘s Avonds zat ik regelmatig een uur of twee te scannen om alles te kunnen verwerken. Achteraf gezien is dat de handigste oplossing geweest, maar het was een zwaar traject. Het was niet dat ik de ondersteuning niet zou krijgen als ik ze vroeg, maar ze werd niet structureel voorzien.
De academische wereld heeft een open mindset, ze willen oplossingen zoeken. Ik merkte dat ook toen ik ging lesgeven. Het grote voordeel was dat al het lesmateriaal toen al digitaal aangeleverd werd, niet meer met syllabi en prints. Die Blackboard-omgeving was heel toegankelijk om up te loaden, daardoor kon ik veel zelfstandig doen. Als ik belde naar de IT deden ze ook moeite om naar een oplossing te zoeken.
Voor het lesgeven had ik een Amerikaanse site gevonden waar docenten met een visuele beperking tips gaven om het lesgeven te vergemakkelijken. Een van de tips was om duidelijk naar studenten te communiceren wat je nog wel kan zien, in mijn geval is dat eenvoudig: niets. Een andere tip die ik ook heb toegepast is een voicerecorder doorgeven tijdens de eerste les en de studenten vragen om de eerste weken op dezelfde plaats te zitten. Dan kon ik hun stemmen inoefenen en wist ik ze te plaatsen in de ruimte. Het is een beetje zoeken naar tips van mensen die het al gedaan hebben. Ik was toen de eerste docent met een visuele beperking. Het moeilijkste was met afbeeldingen en plaatjes werken, dan moest ik met iemand samenwerken en dat is wat omslachtig. Ik probeerde wel met hand-outs te werken die ze op de computer konden volgen. Dit werd wel geapprecieerd. Ik geef vooral cultuur- en geschiedenisvakken dus dat is veel tekst. Het is bovendien hoger onderwijs, dus je hebt minder ordehandhavingsproblemen. Ik werk nog af en toe als gastdocent. Ik heb nu binnenkort onder andere twee gastcolleges in Amsterdam, maar gaf eerder ook al les in Leuven, Graz (Oostenrijk) en Stockholm bijvoorbeeld.
Merkte je drempels op tijdens het werken?
De definitie van diversiteit wordt niet zo breed bekeken. Op de universiteit van Utrecht was bijvoorbeeld een budget voor diversiteit. Ik werd benaderd om een vak over Disability Studies op te zetten. Ik werkte dat uit om dit universiteitsbreed aan te bieden, ook voor studenten Geneeskunde bijvoorbeeld. Ze waren enthousiast, maar daarna bleek dat ze het geld daar niet voor mochten gebruiken. Het had enkel tot doel om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in administratieve functies aan te stellen, voor secretariaatswerk en dergelijke. Wat je dan ziet is dat er middelen zijn, maar die worden niet op inhoudelijk niveau ingezet. Dat is een typisch voorbeeld waar ik een blokkade merkte.
Zoals ik eerder zei heb ik ook een tijd in Spanje gewoond, daar werken ze volgens het Angelsaksisch model. Ze hebben een dienst voor studenten met een beperking. Sommigen vinden dat niet zo inclusief, maar uiteindelijk zorgen ze dat je vooral goed mee kunt. In Canada was dat ook het geval. Daardoor had ik iemand die me dan wegwijs maakte in de stad en routes aanleerde. Dit meisje hielp ook met administratie. Ik vraag me af of dit in België ook zou gebeuren. Dat er ook ondersteuning is voor onderzoekers met een beperking. Ik betwijfel het.
Er liep in mijn tijd in Groningen een survey over diversiteit, maar daar ging het niet over handicap en die was ook niet toegankelijk voor spraaksoftware. Een duidelijk voorbeeld van een hele grote blinde vlek en ik heb ze daar ook wel op gewezen. Maar of één wake-up call genoeg is om mensen wakker te schudden, is zeer de vraag.
Zijn er drempels waar je tegenaan loopt tijdens jouw huidige werk?
Soms zijn die er wel. Zo worden er events georganiseerd om te netwerken, maar als je daar als blinde alleen rondloopt, is dat een ramp. Het enige wat je hoort is geroezemoes. Je bent heel afhankelijk van mensen om jou aan te spreken. Je kan niet zelf op mensen afstappen. Met een handicap is dat een drempel. Er zijn wel oplossingen denkbaar, bijvoorbeeld speeddaten. Dat is een fijne manier van netwerken. Dan heb je een doorschuifsysteem en je kunt met veel mensen uitwisselen, dat werkt beter, als inclusievere optie.
Van welke redelijke aanpassingen maak je gebruik?
Spraaksoftware en de brailleleesregel zijn voor mij erg belangrijk om met de computer te kunnen werken. Als ik schrijf, wil ik altijd de tekst ook kunnen zien. Ik gebruik ook een stok, wanneer ik buiten ben. Vanwege het reizen koos ik bewust om geen geleidehond te hebben.
Ik reis altijd met het openbaar vervoer. Ik vraag om af te spreken in een station, om te vermijden dat ik moet zoeken naar bussen, onbekende adressen.... De meeste organisaties vinden dat absoluut geen probleem. Het is ook een moment om kennis te maken, ik vraag dat altijd ook goed op tijd. Dat is het belangrijkste.
Ik breng mijn spullen altijd zelf mee. Het gebeurt wel dat ik bij een lezing een powerpoint gebruik, dan vraag ik iemand om die voor mij te bedienen. Dan vermeld ik in mijn notities waar een volgende slide begint. Het zijn dus niet echt grote aanpassingen.
Zijn er mensen die je positief hebben beïnvloed binnen of buiten je werk?
Dat zijn een heleboel namen, maar Sabriye Tenberken komt meteen in mij op. Als 19-jarige las ik haar autobiografie Mijn weg leidt naar Tibet. Als blinde sinologe die een systeem had bedacht om Tibetaans in braille te kunnen lezen, ging ze als jonge twintiger alleen naar Tibet. Daar reisde ze te paard, want blijkbaar vinden paarden heel goed zelf de weg. Je bent veiliger als blinde op de rug van een paard dan als je zelf moet zoeken. Ze heeft de eerste blindenschool van Lhasa, de hoofdstad, opgericht. Ze is daar nog steeds in de regio actief om onderwijs voor blinde kinderen mogelijk te maken. Dit fantastische verhaal heeft me wel enorm geïnspireerd. Ik ben dan ook een jaar vrijwilligerswerk gaan doen in Polen.
Ik zou nog veel mensen kunnen noemen die rond mijn onderwerp prachtige dingen hebben geschreven en gedaan. Iemand zoals Georgina Kleege, een Amerikaanse blinde schrijfster die zeer mooie boeken geschreven heeft. Ik heb haar ook ontmoet en met haar samengewerkt in Montreal. Er zijn er te veel om op te noemen. Je kunt van veel mensen verschillende dingen leren.
Welke successen heb je behaald en hoe heb je die behaald?
Dat is een lastige vraag …. Ik denk dat het belangrijk is om het thema handicap op allerlei manieren op de kaart te zetten. Ik denk dat ik daar wel aan heb kunnen bijdragen in de academische wereld. Ook voor de studenten om een blinde docent te hebben en dat het eigenlijk normaler was dan ze op voorhand gedacht zouden hebben. Het is ook maar gewoon lesgeven en vertellen. Tegelijk heb ik, samen met anderen, wel wat kunnen bewerkstelligen op het vlak van inclusie in de bredere cultuursector. Maar is dat een succes? Er is nog zoveel werk te doen!
Als je de klok kon terugdraaien, wat had je anders gedaan?
Ik vind dat ik niet mag klagen, er ging veel goed. Er zijn misschien wel zaken die ik anders zou doen. Het is soms ook een proces waar je doorheen moet. Ik ben het thema van handicap pas vanaf 2015 beginnen onderzoeken. Daarvóór had ik nog te weinig goede bronnen rond kunst en handicap. Het was een proces van er bewuster over na te denken. In het middelbaar heb ik nooit een geheim gemaakt van mijn handicap, maar ik wilde er niet te veel de aandacht op vestigen. Ik wilde vooral normaal zijn, zoals veel pubers. Langzamerhand is het wel meer gaan insijpelen dat anders zijn ook wel een rijkdom is. Als ik vroeger in aanraking was gekomen met Disability Studies, dan was dit wel eerder gebeurd. Daarom vind ik dat het ook meer ingang moet vinden in het onderwijs, zodat meer studenten met een beperking sneller die klik maken.
Wat zou je graag nog willen realiseren in/met jouw job?
Dat er minstens op elke universiteit Disability Studies-vakken zijn en liefst universiteitsbreed. Dat hoop ik wel binnen nu en 30 jaar. Daarnaast zal hopelijk ook het inzicht doordringen dat handicap niet enkel over toegankelijkheid gaat, maar ook over beeldvorming. Het denken rond handicap moet nog veel meer deel worden van het culturele leven, in musea, tijdschriften, tv-programma’s,… Het is cruciaal dat dit meer tot uiting komt. Daar zal ik me voor blijven inzetten.
Dank je wel Piet! We hopen jou zeker terug te zien in de culturele wereld als disability-onderzoeker!